FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

We kijken samen met bandleden Rev en Vega terug op 45 jaar Suicide

Van vechtpartijen tot bekogeld worden met een bijl: er bestaat geen enkele andere band die zo weinig angst kende – en zoveel haat opriep – als dit legendarische duo uit New York.

“Ga naar Suicide! Kom op iedereen, NU naar Suicide!” Dit schreeuwde Nick Cave aan het eind van zijn set met Grinderman op Primavera Sound in Barcelona in 2011. Het klonk eerder als een verplichting dan een gezellige suggestie. Als het nou de jaren zeventig waren geweest, dan wist ik zeker dat ik zanger Alan Vega al zwaaiend met een motorketting op het podium zou treffen, gewoon om het publiek een beetje gek te maken. Maar ik wist natuurlijk niet zeker of ze nu nog steeds zo wild waren als toen. Met nummers als het angstaanjagende elektronische Frankie Teardrop of de sexy swagger Diamonds, Fur Coat,Champagne was Suicide een van de meest progressieve bands uit die tijd, maar zouden ze nu nog wel iets voorstellen? Meer dan slechts een stel helden van weleer die gedwee al hun hits afwerken, gehuld in een outfit van verplichte kost en financiële wanhoop?

Advertentie

Ik ben wel gegaan – ik zou sowieso al gaan hoor Nick – en ik zag twee mannen op leeftijd die werden opgeslokt door het enorme podium en de zwarte rook. Maar ze maakten de meest glorieuze bom van herrie die ik in tijden heb gehoord. De betonnen vloer waar we op stonden trilde ervan, en de Spaanse lucht vulde zich met bloedstollend synth-geweld.

Ghost Writer klonk net zo ruig, opgeladen en pulserend als het waarschijnlijk veertig jaar geleden deed toen ze het voor het eerst speelden in een oefenstudio. Net alsof het op dit podium werd bedacht, ter plekke, en op magische wijze zomaar een liedje werd. Er zat geen schijntje nostalgie in het optreden, ze deden niets in de trant van ‘kijk dit zijn onze klassiekers die we hier komen spelen speciaal voor jullie’ – in plaats daarvan stond er een band die het nog steeds belachelijk leuk vindt om zowel met hun muziek als met het publiek te fucken.

In 2015 viert de band zijn 45-jarige jubileum. Nadat ze deze zomer voor een succesvolle show naar Londen afreisden, kreeg ik de mogelijkheid om de twee bandleden, Alan Vega en Martin Rev, te spreken. Samen keken we terug op de nalatenschap van Suicide en ze vertelden me waarom nieuwe dingen doen – ondanks een bijna-doodervaring – nog altijd een belangrijke motivatie voor ze is.

Suicide is ontstaan vanuit een gedeelde liefde voor kunst, freestyle jazz, rock ‘n’ roll en Iggy Pop. “Het was een muur van elektronisch geluid, heel provocerend,” vertelt Rev over de eerste keren dat ze samenkwamen om te spelen. “We gebruikten de totale vrijheid die elektronica ons gaf, dat wilden we. Het verwees naar niks anders in de wereld, er bestond nog niets zoals dit.”

Advertentie

Met de gekke Elvis-achtige, jammerende en tierende stem van Alan Vega, in combinatie met de synthesizergeluiden van Martin Rev (die klinken als een vals kerkorgel dat bezeten is door de duivel) kregen ze net zoveel vijanden als fans achter zich. “In clubs reageerden mensen behoorlijk agressief op onze muziek. Toen ik eenmaal overging op pure elektronica, werd het helemaal ondraaglijk voor sommige mensen. Ze werden heel kwaad,” zegt Rev. Vega haalde een enorme kick uit die confrontaties: “Ik schreeuwde gewoon terug: ‘Ik kan je niet horen!’. Ik vond al dat boe-geroep heerlijk.” Soms smeet Vega een fles kapot en begon hij daarmee in zijn gezicht te snijden, om te laten zien wie echt de baas was. Of hij deed alle deuren op slot zodat mensen pas weg konden als Suicide klaar was om ze weer te laten gaan.

De shock was begrijpelijk: het grootste deel van het publiek groeide op met eindeloze en zelfbevredigende gitaarsolo’s van shirtloze rokgoden. En nu werden ze geconfronteerd met twee mensen die alle wetten van de wereld van gitaarmuziek aan hun laars lapten. Door deze eenkennige blik voelde de band zich onverwoestbaar en trokken ze zich weinig aan van alle haters. “Dat is de illusie die het podium je geeft,” zegt Rev. “Het voelde altijd alsof ik de baas was, zelfs toen er tweeduizend mensen voor mijn neus stonden die mijn bloed wel konden drinken. Het voelde alsof ik ze allemaal tegelijk aankon, met één hand zou kunnen verslaan – het geluid kwam immers van mij, en onze herrie was enorm krachtig.” Door de gekozen naam was er überhaupt niemand geïnteresseerd om reclame voor ze te maken, herinnert Vega zich: “We hebben nog nooit in The Village Voice (de culturele agenda van New York) gestaan. Elke band die in de stad speelde stond erin, behalve wij. Ik zei tegen Marty: Bestaan we wel echt?’”

Advertentie

Soms liep het echt uit de hand, zoals bij een optreden in België, toen ze in het voorprogramma stonden van The Clash en Elvis Costello. Hun microfoon werd gestolen en de avond eindigde in een vechtpartij en een gebroken neus voor Vega. Dit werd allemaal opgenomen voor de plaat 23 Minutes Over Brussels, en als je die terugluistert klinkt het optreden nog altijd even angstaanjagend, bikkelhard en prachtig als toen: je hoort het publiek joelen, en Vega die terug schreeuwt: “I HATE YOUR FUCKING GUTS!” Bij een ander optreden, in Glasgow, werd er zelfs een keer een bijl naar het podium gegooid, “maar dat was niks ongewoons” vertelde Vega in een interview met The Guardian uit 2008.

Rev denkt hun onafhankelijkheid en individuele pad ervoor heeft gezorgd dat ze nog steeds, na 45 jaar, kunnen samenwerken. “Ons geheim is dat we allebei andere richtingen op zijn gegaan. Er was nooit een conflict gehad, maar we hebben allebei ons eigen leven waarin we nieuwe dingen ontdekken.” Beide mannen hebben meerdere soloalbums gemaakt en bij allebei zaten daar meesterwerken tussen: in 1980 kwam Rev al met zijn album Martin Rev, en in 2007 maakte Vega het geslaagde Station.

De band gebruikt nog steeds oud materiaal en als ze optreden doen ze daar zelfs nieuwe dingen mee. Maar ook zou het kunnen dat ze met iets echt nieuws gaan komen, zegt Rev: “Als de omstandigheden ernaar zijn.” En over het onbehouwen optreden en het opnieuw ontdekken van hun eigen materiaal zegt hij: “Als ik een gevoel krijg dat ik iets al ken of het op een trucje gaat lijken, dan moet het weg. Maar zoveel van het materiaal is goed, en je kan ermee rommelen of het veranderen, je hoeft niet steeds hetzelfde te doen op het podium, en je hoeft het ook niet weg te gooien. Ik probeer in elk geval geen dingen te doen als toegiften of bijdrages van andere artiesten, want dat betekent voor mij dat we horizontaal gaan met Suicide, terwijl het bij ons gaat om verticaal. We zijn niet van het relaxen en gewoon een leuke tijd hebben – dat is op geen enkele manier aantrekkelijk voor me.”

De twee hebben geen vastomlijnde plannen voor de toekomst. In 2012 kreeg Vega een hartaanval en een beroerte, en was het bijna afgelopen voor hem. Ondanks deze tegenvallers heeft hij nog geen plannen om ermee op te houden: “Ik zal nooit met pensioen gaan, dat zit niet in mijn bloed. Ik zal dansend doodgaan. Ik ga dood op het podium.” Maar voordat het zover is, heeft hij nog wat typische Suicide-plannen voor een van hun bekendste nummers. Dream Baby Dream is gecoverd door de hele wereld – van Bruce Springsteen tot Savages en van Neneh Cherry tot Arcade Fire – maar Vega heeft er nog grotere plannen mee. “Uiteindelijk wordt dit nummer het nationale volkslied,” zegt hij met bitter zelfvertrouwen. Rev maakt ook nog geen concrete plannen voor de band, hij bekijkt het stap voor stap. “Ik weet nooit wat ons te wachten staan na ons laatste optreden. Misschien was Punk Mass in Londen wel ons laatste optreden ooit. Maar dat heb ik al eerder gedacht, en er komt er altijd toch weer eentje.”

De toekomst van Suicide is wat dat betreft een beetje hetzelfde als hun verleden: elk optreden is weer een volgende stap in het grote onbekende.