FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

Dekmantel Festival is flink kut voor echte fijnproevers

Omdat er gewoon teveel is om te zien.
Bart Heemskerk

Eigenlijk is Dekmantel een vervelend festival om als fijnproever rond te lopen. Er speelt zich simpelweg teveel moois tegelijk af. Terwijl je bij Matrixxman staat te dansen, weet je dat je de openingsplaat van Donato Dozzy gaat missen. En als je DJ Koze wil zien, kun je niet op de camera komen bij de Boiler Room-set van Ben Klock. Wil je de laatste plaat van Randomer horen en daarna door naar Call Super, wanneer moet je dan in godsnaam eten? En zonder wat in je maag red je het niet tot de laatste plaat van Motor City Drum Ensemble. Je begrijpt het: je mist altijd meer dan je kunt zien. Al na twee uur op het terrein valt op dat geen enkel ander Nederlands festival zoveel relevante namen uit alle kieren van de dancewereld weet te boeken, en zo'n divers en smaakvol programma neerzet.

Advertentie

Om drie uur op vrijdagmiddag staat er een jongen met een wilde krullenbos diep in de speaker van de UFO-tent, hangend tegen het hek. Zijn vriendinnetje staat een kleine twintig meter achter hem toe te kijken met een weke glimlach op het gezicht. Ze lijkt te denken: zo word je toch hartstikke doof? Het hele weekend zal die gast op diverse plekken opduiken, telkens weer in de speaker hangend met z'n meisje op veilige afstand. Het is Ben Frost waarvoor het stelletje zo vroeg is aangerukt, de Australische producer die schedels probeert te kraken met ijzige noise-landschappen en angstaanjagend gegrom. Wederom een spannende set, maar wel eentje zoals hij het al jaren doet. Dan is de b2b van Helena Hauff en DJ Stingray in diezelfde tent interessanter: hij gehuld in een bivakmuts, zij stijlvol in het zwart. Samen leggen ze techno en acid neer op een belachelijk hoog tempo van 140 BPM, met een heerlijke chemie. Wanneer hij overgaat op 150 BPM kijkt ze verwarrend toe: hoe moet ik daar nou weer op inspelen? Ze houden elkaar fris, en ik ga er hard op.

Foto door Bart Heemskerk

Zo'n zelfde chemie hebben Theo Parrish en Marcellus Pittman even later tussen de bomen op het feeërieke Selectors-podium. Ze zijn twee derde van Detroit-supergroep 3 Chairs, en ook dat andere lid, Moodymann, sluit al direct aan om zijn vrienden te high fiven. Parrish en Pittman houden de aandacht wellicht niet de volle vijf uur die ze krijgen vast, maar het is heerlijk om te zien hoe Parrish met z'n pluizige baardje en royale grijns loopt te dollen met Pittman terwijl hij lome soul draait. Hoe hij likt aan het puntje van zijn vinger voordat hij een plaat aanzwengelt. Samen maken ze een reis van afrobeat naar fuzzy funkrock, electrofunk en diepe Detroit techno.

Advertentie

Nog charmanter is ESG, de jaren tachtig post-punkgroep uit The Bronx die zoveel is gesampled dat het bijna gênant is; door iedereen van J Dilla tot Notorious B.I.G. Ze zijn wel een dagje ouder geworden: de zangeres ziet er inmiddels uit als een huisvrouw, de drummer heeft een Kellogg's Frosted Flakes-shirt aan dat zomaar tien jaar oud zou kunnen zijn. Gelukkig heeft de zangeres nog altijd een soulvolle rasp in haar stem, waarmee ze over de rudimentaire muziek van bas, drums en conga's heen krioelt.

"Are you from Amsterdam?", vraagt een Duits meisje aan me. Ze kan amper nog op haar benen staan. Nee, uit Utrecht. Vijf minuten later: "Are you from Amsterdam?" En drie minuten later weer: "Are you from Amsterdam?" Ze is al veel te ver heen en wankelt op haar benen, maar ze is eigenlijk een uitzondering op de zonnige eerste dag van het Dekmantel Festival: het is een superhip publiek dat rondloopt in het Amsterdamse bos. Bondage-jongens met leer en kettingen op hun borst, veertigjarige cougars met een strakker lichaam dan je fitnessinstructeur en heel veel jongens en meisjes met glitterverf op het gezicht en sterretjes in de ogen. Superhip, maar eerder gretig dan blasé. Het maakt niet uit waar ik naartoe loop: Jeff Mills, Tom Trago met Cinnaman of Surgeon, overal slaat de vlam in de pan.

Een dag later krijg ik de allerbreedste glimlach van de b2b2b2b van de Canadese disco-cassetteduo Pender Street Steppers en de Amerikaanse gasten van Beautiful Swimmers. Ze staan op het Selectors-podium als vier vrienden op een huisfeestje: ouwehoerend en elkaar gebroederlijk op de rug slaand. Of beter nog: als vier vrienden die elkaar de hele tijd hun favoriete liedjes laten horen op YouTube. "Ken je deze al?" "Oh, nu moet ik aan deze denken!" De een rolt z'n hoofd in zijn nek heen en weer, zo tof vindt-ie de plaat die hij zelf net heeft aangezet. De ander danst het hardst van iedereen en brult uit volle borst mee met de zwoele disco, Italo en electrofunk. Daarmee creëren ze een chemie die niet alleen heel leuk is om op te dansen, maar ook om naar te kijken.

Advertentie

Foto door Bart Heemskerk

De tweede dag is er sowieso eentje van de weirdo's. De 52-jarige mafkees Egyptian Lover draait krankzinnig eclectisch, knipt oude vocoderplaten op en doet ingestudeerde danspasjes over Arabische motiefjes. De twee oudere enthousiastelingen van AUX-88 staan met witte stofjassen, als gestoorde wetenschappers, over hun eigen electro heen te rappen met een vocoder. Het klinkt wat gedateerd, maar wel bijzonder aanstekelijk. De Japanse DJ Nobu danst even verderop in een soort kosmisch ritme dat alleen hijzelf kan horen, over zijn duistere techno waar vaak geen touw aan is vast te knopen, maar daardoor juist wel indrukwekkend is. Zijn gezicht in een soort orgastische grimas getrokken, terwijl een Japanse dame vier meter verderop al even hortend en stotend staat te dansen. Het ziet er bijna aandoenlijk uit, ware het niet dat zijn set zo abstract is dat ik vaak niet weet waar de beat begint en waar hij eindigt. Erg desoriënterend, maar minstens zo awesome.

In dezelfde donkere UFO-tent staat de Berlijnse dj Objekt, een bleekneus die al net zo'n schijt heeft aan de regels van techno als Nobu. Door een beest van een track mixt hij gerust een bizarre saxofoonplaat of een mierzoet vocaal sampletje, door een acidplaat een tamboerijn en dan weer een hele brute, stroperig trage dub-plaat. Hij staat er zelf wat flets, of liever, geconcentreerd bij, met zijn blik vrijwel constant naar beneden gericht. Het is zo'n jongen die je een dag later niet meer zou herkennen, terwijl je twee uur naar hem hebt staan staren. Maar goed, zijn set is heerlijk fris.

Advertentie

En dan is het alweer zondag. Op het hoofdpodium verdrinkt Africaine 808 een beetje, terwijl hun muziek juist zo leuk is: komische drumcomputers met maffe percussie, duimpiano's, fluitjes en net te cheesy beats. Gelukkig zijn er twee krakertypes met pofbroek, blouse als een tarotkaart en glitterverf op het gezicht die wel lekker viben op Africaine.

Foto door Bart Heemskerk

Beter werkt Fatima Yamaha, het alter-ego van Bas Bron, dat met hulp van het Dekmantel-label nieuw leven kreeg ingeblazen. Zijn geluid klinkt vandaag superfris, zijn liedjes klinken wat melancholisch met droeve akkoorden en dito melodieën. Zelf speelt Bron er op synthesizer bijna jammend wat riedeltjes overheen, toonladders op- en af huppelend. Soms klinken ze zelfs als dubbele gitaarsolo's, dan weer als P-funk-baslijnen. Af en toe laat hij het plagerig stilvallen tot hij applaus krijgt, om dan verder te soleren. Vanzelfsprekend gaan alle armen de lucht in zodra Bron het aan elkaar gejamde intro van What's A Girl To Do inzet, het elf jaar oude nummer dat niet kapot is te krijgen.

Inmiddels zijn we aan de grand finale begonnen met DJ Koze. De labelbaas van Pampa draait vooral de eerste helft van zijn set liedjes met vederlichte belletjes die wegdrijven op een wolkje MDMA, maar als slotstuk vijf van je eigen remixen draaien voelt toch wat plat. En zo gaan we de laatste uurtjes in met tegelijk de Berlijnse klasse-techno van Ben Klock, abstracte dubstep van Digital Mystikz en de eclectische discoset van Motor City Drum Ensemble. Als feelgood-afsluiter kies ik voor het laatste. Hij mixt bijna als een hiphop-dj: geen overgang maar hup van de ene naar de andere plaat. Van obscure Afrikaanse boogie naar een houseclassic en van techno naar reggae. Zijn set is al even caleidoscopisch als het festival zelf. Ik word door onbekenden op de schouder geslagen, twee jongens klimmen euforisch in de palen en de armen van het hele veld gaan nog één keer de lucht in.

Dan kom je thuis, en voel je je kut. Je beseft je dat je meer gemist hebt dan gezien. En je hebt nog zoveel vragen. Zou die jongen met de woeste krullenbos nog trommelvliezen hebben?

Foto door Bart Heemskerk